Gemeenten moeten nu echt stoppen met resultaatgericht indiceren, wet komt er niet
Gemeenten moeten nu echt stoppen met het resultaatgericht indiceren bij de huishoudelijke hulp vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Een wetsvoorstel dat dit juist standaard praktijk wilde maken, gaat niet naar de Tweede Kamer. Dat schrijft demissionair staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) in een brief aan de Kamer.
Bij resultaatgericht indiceren sluit de gemeente contracten met zorgaanbieders over de resultaten die zij moeten behalen bij de huishoudelijke hulp. Voorbeelden van ‘resultaatgebieden’ zijn ‘een schoon huis’, ‘beschikken over schone kleding’ of ‘versterking van zelfredzaamheid’. Hoe de zorgaanbieders deze resultaten bereiken, mogen zorgaanbieders zelf invullen. Hoeveel uren zorg wordt geleverd, welk niveau personeel wordt ingezet: dat is allemaal aan de zorgaanbieder. Het idee was dat er maatwerk geboden zou worden. In de praktijk kwam het er echter vaak op neer dat cliënten minder of zelfs geen uren huishoudelijke hulp meer kregen.
Raad van State adviseerde tegen
Het is een werkwijze die door veel gemeenten is omarmd, maar waarvan de hoogste rechter, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), al in 2016 stelde dat die in strijd is met de rechtszekerheid van de Wmo-cliënt. Desondanks kwam toenmalig minister De Jonge (VWS) met het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken. In de consultatieronde deden patiënten- en cliëntenorganisaties een dringend beroep op de minister om het voorstel in te trekken. Ook de Raad van State adviseerde tegen het wetsvoorstel.
Wetsvoorstel niet ingediend
Staatssecretaris Van Ooijen liet eerder dit jaar al aan de Kamer weten grote twijfels te hebben over het doorzetten van het wetsvoorstel. Nu heeft hij besloten om het in te trekken. Pogingen om de rechtszekerheid van de cliënt beter te regelen slaagden niet. “Elke mogelijke uitkomst die aan de orde is geweest, heeft bij een of meerdere partijen tot onvrede geleid. Bij de totstandkoming van wetgeving weeg ik de belangen van cliënten, gemeenten en overige betrokken partijen zorgvuldig. Er moet tevens rekenschap worden gegeven aan de eisen die de Centrale Raad van Beroep stelt aan de rechtszekerheid in relatie tot het resultaatgericht beschikken. Om deze reden zal het wetsvoorstel niet bij uw Kamer worden ingediend”, aldus de demissionair staatssecretaris.
Gemeenten proberen werkwijze te behouden
Ieder(in), de belangenorganisatie voor mensen met een beperking of chronische ziekte, noemt dit goed nieuws, maar ziet ook dat gemeenten de werkwijze toch proberen te behouden. Dat zou blijken uit een handreiking van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). “Nu het wetsvoorstel is ingetrokken, willen gemeenten toch het resultaatgericht werken regelen via een handreiking ‘gepast beschikken’. Zonder cliëntorganisaties te betrekken bij deze plannen. Pas in het allerlaatste stadium heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een beperkt aantal cliëntorganisaties over dit kader geraadpleegd”, aldus Ieder(in).
Ieder(in) roept Van Ooijen op om “duidelijkheid te verschaffen en gemeenten duidelijk te maken dat zij hun werkwijze moeten aanpassen”. In zijn brief stelt Van Ooijen: “Gemeenten die in de individuele besluitvorming op grond van de Wmo 2015 (de beschikking) enkel een resultaatbeschrijving opnemen, zullen deze werkwijze (moeten) wijzigen zodat geen strijdigheid bestaat met de jurisprudentie en de algemene rechtsbeginselen. Met de VNG blijf ik vanzelfsprekend hierover in gesprek.”